Starten met een moestuin in 10 stappen

Starten met een moestuin in 10 stappen

Ben je een groentje in de moestuin? Dan is dit stappenplan iets voor jou. Tuinieren leer je met vallen en opstaan, maar als beginner is het noodzakelijk om te weten wat je te doen staat, welke voorbereidingen je moet treffen en hoe je uiteindelijk van start kunt. Je hebt basisgereedschappen nodig, er moet een plan worden gemaakt en ook de ligging van je moestuin-to-be is doorslaggevend voor het oogstsucces.

1. De ligging van je moestuin
Als de plek waar jouw moestuin komt te liggen meteen goed zit, dan is een groot deel van je oogst al geslaagd. Want wie met succes groenten, kruiden en fruit wilt kweken heeft zon nodig. Minimaal 4 uur, het liefst 6 uur. Zonlicht zorgt namelijk voor de ontwikkeling van bladeren en bloemen door fotosynthese. Neem het zonlicht weg en alle planten en levende organismen sterven. De zon warmt trouwens ook de bodem van je moestuin op. Daardoor kun je in het voorjaar vroeger aan de slag in een tuin waar de zon vaker schijnt. Een beschutte moestuin kan, maar wordt bij windstil weer en tijdens de zomermaanden snel erg warm. Kies gerust een plek waar het af en toe waait, dat koelt de omgeving af maar werkt ook efficiënt in de strijd tegen schimmels. Hoe vaker het waait, hoe sneller een gewas na een stevige regenbui opdroogt.

Een jaarrond instappen
Theoretisch gezien kun je het hele jaar rond starten met een moestuin. Je moet er alleen voor zorgen dat je de juiste gewassen op het juiste moment teelt. Idealiter begin je plannen te maken in januari en februari, de grond zaai-en plantklaar maken doe je begin maart en later die maand gaan de eerste planten al de grond in. Toch is het belangrijk om elk jaar het weer te evalueren. Een warm en droog voorjaar laat je toe sneller te starten, bij een nat en koud voorjaar stel je de werkzaamheden een paar weken uit.

Wat met hagen en bomen?
Hagen en bomen zorgen niet alleen voor een beschutte moestuin, ze betekenen ook voedsel en nestgelegenheid voor vogels. Een goede zaak dus, voor elke moestuinier. Maar te veel bomen en te hoge hagen kunnen je moestuinavontuur ook flink tegenwerken. Ze nemen immers veel essentieel zonlicht , water en voedingsstoffen weg. Vermijd vooral coniferen in de nabijheid van je moestuin. Ze verzuren je bodem, hebben een grote wortelontwikkeling en putten je grond ontzettend snel uit.

2. De ideale bodem
Behalve een goede ligging is ook de bodem allesbepalend voor een geslaagde oogst. Over welke bodemsoort je beschikt is afhankelijk van waar je precies woont. Er zijn gebieden waar uitsluitend zandgronden voorkomen en er zijn plaatsen waar ze het met natte klei moeten zien te redden. Elke bodem bestaat uit 3 grondsoorten, namelijk zand, leem en klei – en alles daartussen. Zandleem is de meest geschikte bodem om gewassen op te telen. Het warmt sneller op in het voorjaar en houdt water en voedingsstoffen net lang genoeg vast. Maar niet iedereen heeft het geluk om over deze grond te beschikken. Elke bodemsoort kent voor-en nadelen, het gaat erom hoe je met die bodem omgaat. Jaarlijks compost toevoegen is aangewezen bij zowat elke grondsoort, zand laat je aanrukken als de bodem te veel klei bevat.

3. Welk gereedschap heb je nodig?
Bij de start van je moestuinavontuur heb je nood aan een basisuitrusting, gereedschappen die je vroeg of laat nodig zult hebben. Een overzicht.

  • spade
  • hark
  • schoffel
  • woelvork
  • handgereedschap (schopje enz,…)
  • een plantenspuit
  • gieter (met broeskop)
  • snoeischaar

4. Maak een moestuinplan
Moestuinieren is vooraf plannen. Je kunt niet zomaar zaden of planten in de grond stoppen en hopen dat ze goed zullen groeien. Een moestuinplan zorgt voor een gestructureerde moestuinier en dat is van een zeer groot belang. Door je stukje grond onder te verdelen in vakken, minimaal 6, kun je elk jaar aan teeltrotatie of teeltwisseling doen. In elk vak komt dan een groep te staan en elk jaar schuif je die groep met een vak op. In theorie is het zo dat je volgens dit principe maar één keer om de 6 jaar op dezelfde plek terugkeert met een teelt. Dat voorkomt een heleboel bodemziekten, inclusief bodemmoeheid.

5. Selecteer zaden
Je moestuin is er helemaal klaar voor. Nu is het van belang de juiste zaden te selecteren. Maak een lijst met wat je lust en wat je graag straks wilt oogsten. Zet alleen gewassen die jij en je gezin graag eten. Verspil geen tijd en ruimte aan planten die je met z’n allen niet graag eet. Kies voor ideale startersgroenten-en kruiden. Erwten, bonen, radijsjes, sla en onder andere courgettes en pompoenen behoren tot die groep. Stel de moeilijke gewassen, die vaak meer verzorging van je vergen, heel even uit. Tot je affiniteit krijgt met de planten en hoe je ze kunt telen.

6. Kies je voor een kas?
Een kas is de kers op de taart voor zowat elke tuinier. Het is een plek waar je in kunt voorzaaien, waarin je zuiderse planten kunt houden en waar je in het najaar iets langer kunt blijven oogsten. Niets dan voordelen dus. Er zijn plastic kassen, maar ook glazen exemplaren. Een glazen kas is duurder, maar vaak wel duurzamer. Kies trouwens meteen de juiste afmetingen. Een kas wordt al snel te klein. Ga na hoe groot de kas mag worden en ga voor het meest haalbare model.

7. Een moestuin in de grond of in bakken?
Als je over een traditionele moestuin beschikt, waar de grond goed bewerkbaar is, dan kun je in de vollegrond tuinieren. Maar misschien heb je weinig plaats en wil je alles onderhoudsvriendelijk houden. Kies dan voor moestuinbakken. Ze bestaan uit hout en zijn vaak niet groter dan een vierkante meter. De grond warmt sneller op en je hebt minder last van onkruiden.

8. Over zaaien en planten
Een aantal gewassen zaai je ter plaatse, meteen in de moestuin, en een aantal zaai je voor in potjes of bakken – om ze later hun definitieve plek te geven in de moestuin. Informeer je vooraf goed welke gewassen je teelt, zo kun je prima nagaan waar je het best kunt starten. Tomaten, pepers, paprika’s en aubergines moeten worden voorgezaaid, erwten, bonen en zelfs courgettes kun je meteen in vollegrond zaaien. Toch heeft voorzaaien veel voordelen. Je start met gezonde, stevige planten en je hebt meer controle over het gewas.

9. Hoe vaak geef je water?
In een pot of bak geef je water zodra de grond droog aanvoelt. In een vollegrondsmoestuin doen de planten vaak beroep op waterreserves in de bodem. Toch is het aan te raden om ook in de vollegrond af en toe water te geven, bij extreem droge periodes. Droogte en warmte kunnen namelijk leiden tot het doorschieten van je planten. Radijsjes, sla en onder andere spinazie zijn hier gevoelig aan.

10. Leef op het ritme van de seizoenen
Het voordeel van een eigen moestuin is dat je kunt leven op het ritme van de natuur. Je eet wat er op dat moment in de tuin te vinden is. Probeer daarom zoveel mogelijk seizoensgebonden producten te telen én eten. Al dwingt een moestuin je daar hoe dan ook toe. Je oogst pompoenen in het najaar, wanneer ze rijp zijn, en erwten in het voorjaar – het liefst voor de zomer begint.